Soms doen wij alsof iets verkeerds (‘zonde’ noemt de Bijbel dat) ons overkómt of we denken zelfs oprecht dat het zo werkt. Toch denk ik dat zondigen in de meeste gevallen een kéuze is. Hoe belangrijk onze opvoeding ook is en ons karakter, hoe moeizaam onze man of vrouw ook communiceert en hoe irritant onze puberende zoon ook kan reageren, slechts zelden overkómt zondigen je. Of je wel of niet iets verkeerds zegt of doet, is in de meeste gevallen een kéuze, een wílsbeslissing. Meestal kíezen we ervoor te zondigen. Of niet.
Zoals ene David uit ongeveer 1000 voor Christus. De geschiedenis staat in de Bijbel, in 1 Samuël 24.
Als David met zijn legertje zich verschuilt achter in een rotsspleet en koning Saul met zijn soldaten in de ingang gaat liggen slapen, zeggen Davids mannen tegen hem: Dit is je kans, snij Sauls keel door! Dan staat David voor de keus: vermoord ik Saul of niet? David ervoor niet te zondigen. Hij zegt: De HEER verhoede dat ik mijn koning, Gods gezalfde, iets zou aandoen!’ Moet je nagaan: Saul wilde niets liever dan David vermoorden… En: wat een kans! Hij kan toesteken en dan zeggen: Het mes ging erin!…
Zondig ik wel of zondig ik niet – that’s the question.
En wat zo mooi is: blijkbaar kun je tegen zonde ‘nee’ zeggen.
In de Bijbel schrijft ene Johannes in een brief aan de ene kant: Als we zeggen dat we nooit iets verkeerds doen, bedriegen we onszelf; aan de andere kant: Lieve vrienden, ik schrijf dit aan jullie om ervoor te zorgen dat jullie geen verkeerde dingen doen. (1Joh1vs8; 2vs1)  Zeg nou zelf: is dat niet rauw realistisch én heerlijk hoopvol?!